Að vulfura i skögur (Nederlands: Over wolven in het bos) is een Libertaanse oude Espeekuuaanse fabel over wolven (vulfar) die over het bos (skögur) heersen. Het staat geschreven in het oude Nyttfroner dialect. Het is geschreven omstreeks 1000 in het oosten van Libertas en de schrijver is anoniem.
Rijmschema[]
Het rijmschema waaraan een groot deel van de tekst meedoet, bestaat uit zes frasen: abccba. Verder bevatten de meeste zinnen alliteratie (stafrijm), zoals hvent vé var vulfar og hvull (regel 12). Soms lijkt iets niet te rijmen - zoals lyttel en hvull -, maar niets is minder waar; beide woorden eindigen namelijk op -oedl.
Tekst[]
Nyttfroner | Nederlands |
---|---|
Hvistanr að tellingur Hvi grótr græmar gunganð in skögur skarp að söll For frönðar að föll hvaur fyglar sunganð og tviggar vanð indsingur Herþí hvar vulfar vönkanð og si þarmar þænar var þauð þa lépanð laumsig og lyttel hundar in vinþ vulfura þau þönkanð og kissönð úr fét stauð hvent vé var vulfar og hvull Ing æil ing æisl ang æþrið úð spanð spaurar og straunðar að vulfura i skögur Og þann hven tviggar tjummönð up mauþrið burst flauc taunðar féll fjaull fjönnall i skögur Scauft skilðar skvémönð i skögur Aulð aurnar aurönð aumstar Vulfar vakstönð hven vérða Söll skén skóðs up smalla úr birkar bikluman þurh baustar Örnar örnðið næin öir Vindurið vrók veildið sýlð vúg up og örnar örnðið öir Þúgn þeir þa þélrið hvann ver vróca ver vömið næin nöin in skögur Ver vúnönð hvað hvú Scalðin scóð scríft Men mósk mólðan i Ménsur I Nýttfrón úr ing síur og i Nýttfrón nógt némð níft og örnar örnðið hvú Vulfar virkönð vúr örnar örnðið ing önströmð þet var vílikj vérlig þen þón þet þérlig hví hvar hvennströmð og óstar óþan óur Bundönð símar um strá Únflugð úr ústrar Ég émönð giúr ja Örnar unfangönð öð ömstranrá U[b]ástrið u[smé]nð [u]mén ja So[ s]tréð smið sa grunðar |
Luister naar dit verhaal Zoals de grote bomen groeide in het bos kaarsrecht naar de zon Voor de vrienden van het landschap waar de vogelen zongen en de takken in de weg zaten Daar waar de wolven jankten en hun darmen aan zwaarden hingen te drogen daar liepen langzaam en voorovergebogen de windhonden die wolven imiteerden, zij dankten ons en kusten dapper onze voeten want wij waren machtige wolven Geen egel noch ezel zal binnenkort kwijtraken zonder gevreesde speren en gebitten wolven imiteren in het bos En toen de takken op de muil kwamen, het vlak barstte rustig, viel de rust weer terug in het bos Verstevigde schilden glommen in het bos; oude adelaren omringden de nachten; de wolven wachtten op de dag De zon scheen fel op de dag; de berken waren bedekt door beesten; de potten werden niet gezien De wind doorbrak het akker het zeil woei omhoog en de potten konden gezien worden De potten waarin het geheim zat als ze zouden breken zou de hel losbreken op aarde geen rust meer in het bos Wij vreesden wat zou komen Kleine scherven kunnen breken Mensen moeten Ménsur ontvluchten In ons Nýttfrón is geen leed maar in Nýttfrón is ook nog niets gebeurd en dat zou wel zo zijn als de potten braken De wolven werkten hard de potten mochten absoluut niet breken dat zou echt verschrikkelijk zijn de wolven voerden het fantastisch uit zoals waar ze naartoegingen ze deden alles correct Ze bonden touwtjes om de pottenhalzen De hel mocht niet ontsnappen Ik voelde de hitte van veraf al De potten begonnen te trillen Het was beangstigend De grond trilde mee |