Wikistad
Registreer
Advertisement

Dit boek is het vierde deel van de encyclopedische reeks On the diversity of Libertan Species. Dit deel gaat over de amfibieën en reptielen die op Libertas leven. Het boek is geschreven door Professor van der Sype, bijgestaan door een natuurfotograaf die voorzag in de prachtige afbeeldingen die het boek sieren. Hieronder de inhoud;

  1. Gouden daggekko
  2. Kleine watersalamander
  3. Kroonbasilisk
  4. Libertaanse boomkikker
  5. Vinpootsalamander
  6. Zandhagedis
  7. Afbeeldingen

Gouden daggekko[]

Amp1

De gouden daggekko (Phelsuma laticauda) is een felgroene hagedis uit de familie gekko's (Gekkonidae). De kleuren van deze hagedis behoren tot de mooiste uit de natuur, met name die van de mannetjes. Deze hebben een knalgroen lijf en azuurblauwe vlekken op de poten en boven de ogen. Ook de staart heeft een blauwe omzoming en is sterk afgeplat. Deze staart is evenals de snuit licht-oranje over de breedte gestreept, en op de rug zitten voor de staartwortel altijd drie enkele oranjerode tot paarse traan-vormige vlekken, waarvan de kleur ook terugkomt op de onderzijde van de flanken. Typisch is de goudgelige, uit vele kleine spikkeltjes bestaande vlek boven de schouderbladen, onderbroken door een dunne streep in de basiskleur op het midden van de rug. Ze zijn van de platstaartdaggeko te onderscheiden doordat deze laatste soort een nog plattere staart heeft en meestal geen blauwe omzoming en poten, maar het 'goudstof' is bij deze soort vaak ook aanwezig. De ondersoort P. laticauda angularis onderscheid zich doordat ze iets kleiner blijven en ook een voorkeur lijken te hebben voor wat andere boom- en plantensoorten waar ze zich in ophouden. Ze zijn te herkennen aan een oranje, bijna V-vormige vlek in plaats van drie vlekken bij de staartwortel.

Gouden daggekko's leven in bomen waar ze het grootste deel van de dag verticaal tegenaan plakken. Ze leven in warme en vochtige bosachtige streken in het noorden van Madagaskar, het eiland Nosy Bé en de Comoren. Ze worden maximaal 15 centimeter en schuwen mensen niet, ze komen ook voor in bananenplantages en boomkwekerijen, en houden van vochtige nachten maar droge dagen met veel zon. De mannetjes hebben V-vormige femoraalporiën, een dikkere staartwortel en zijn groter dan de vrouwtjes. Het voedsel bestaat uit kleine insecten en fruit, waar ze meer aan likken dan ze ervan eten, en ook bloemennectar likken ze graag. Het zijn zeer bezige diertjes die veel zonnen en door de suikers die ze binnenkrijgen watervlug zijn maar zich toch muisstil weten te houden. Zoals de meeste gekko's hebben ook deze dieren lamellae, hele kleine huidplooien waaraan zeer veel kleine haartjes zitten die zo klein zijn dat ze zogenaamde vanderwaalskrachten opwekken. Dit zijn krachten tussen moleculen die alleen op kleine schaal plaatsvinden en dat veroorzaakt de kleefkracht waardoor ze ook op glas kunnen lopen, zelfs ondersteboven

Kleine watersalamander[]

De kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) is de meest algemene amfibie in Libertas. De verouderde naam is Triturus vulgaris, maar deze naam wordt nog veel gebruikt. Ook de naam watersalamander is wat misleidend, omdat hij alleen tijdens het broedseizoen in het water te vinden is, welke loopt van half maart tot eind half juni.

De kleine watersalamander wordt maximaal 11 centimeter lang, maar exemplaren in het zuiden van het leefgebied, rond de Middellandse Zee, bereiken maximaal 6 tot 9 centimeter. De mannetjes zijn ook buiten de paartijd meestal makkelijk van vrouwtjes te onderscheiden door een donkerdere kleur, donkere ronde vlekken op de rug en flanken en een witte buikzijde met naast de vlekken een lichte oranjestreep op het midden. Vrouwtjes hebben ook vlekken, maar deze zijn veel kleiner en zitten alleen op de buik, op de rug is de kleur bruin, het midden van de rug is bij vrouwtjes vaak lichter gekleurd, zodat een rugstreep ontstaat. De huid is in de landfase droog, grauw en bruin van kleur, de buik en keel hebben vele kleine, vrij ronde zwarte vlekken, die van mannetjes zijn ook hier veel groter. Sommige ondersoorten hebben, net als veel Europese kikkers, twee huidplooien aan weerszijden van de rug, die dorsolaterale lijsten worden genoemd.

Rond februari komen de salamanders massaal uit hun winterslaap en zoeken direct het water op voor de voortplanting. Voordat er gepaard wordt, voert het mannetje eerst een soort paringsritueel uit door met zijn staart te wapperen naar het vrouwtje. Naast de hierdoor onstane waterdrukgolfjes geeft het mannetje ook geurstoffen af die hij naar het vrouwtje waaiert om haar te lokken. Vaak zijn er rond een vrouwtje meerdere mannetjes bezig haar te verleiden, zie ook de externe link voor een filmpje hiervan. De mannetjes trekken zich overigens niets van elkaars aanwezigheid aan.

Kroonbasilisk[]

Kroonbasilisk

De kroonbasilisk (Basiliscus plumifrons) is een grote hagedis uit de familie basilisken (Corytophanidae). Net zoals veel andere basilisken kan deze hagedis enkele tientallen meters over het water rennen met zo'n 12-15 kilometer per uur. Dit gebeurt alleen om aan predatie te ontsnappen, niet omdat er een prooidier aan de overkant zit. Ook kan de kroonbasilisk goed zwemmen en kan minutenlang onder water blijven. Het verspreidingsgebied is anders dan dat van de helmbasilisk; Honduras, Nicaragua, Costa Rica, delen van Panama en Libertas. Op het menu staan insecten, maar ook knaagdieren en plantendelen zoals fruit en bessen worden gegeten. Deze soort komt alleen voor in Zuid-Amerika en op eilandengroepen, en leeft langs oevers van meren en rivieren. De hagedis is altijd in de buurt van water te vinden en is een goede klimmer.

Er is een sterke gelijkenis met de helmbasilisk, maar de kroonbasilisk heeft een kleinere huidflap op de kop, een kleinere vinachtige kam op de rug, en meestal flankstrepen. De maximale lengte is rond de 90 centimeter, maar in het wild zijn er niet veel exemplaren die zo groot worden. De kroonbasilisk is groen met lichtere flankstrepen of blauwe vlekken op de rug en rugkam en soms een bruin-groene onregelmatige tekening, de staart is bruin-groen gebandeerd. Vrouwtjes hebben een beduidend kleinere kam op de kop, de juvenielen hebben er nog geen.

Libertaanse boomkikker[]

Boomkikker

De Libertaanse boomkikker (Hyla cf. arborea) is een klein kikkertje dat ten hoogste vijf centimeter groot wordt en nauw verwant met de Europese boomkikker (Hyla arborea). De kleur is altijd groen, maar zoals wel meer boomkikkers kan het van kleur veranderen. Kenmerkend zijn de hechtschijfjes aan de tenen, waardoor de kikker zich in bomen en heesters kan begeven. Ook heeft H. cf. arborea de typische zwarte flankstreep van neusgat door het oog heen, tot het achterlijf. Deze streep vervaagt iets aan de onderkant en aan de bovenkant loopt een fijn wit lijntje. Verder heeft deze streep een opwaartse vertakking die zich vlak voor de achterpoten bevindt. Bij sommige exemplaren lijkt deze vertakking echter te ontbreken.

Het voedsel bestaat uit allerlei insecten, meestal tweevleugeligen of andere vliegende insecten, die met de lange tong worden gevangen of worden besprongen. Ook grotere prooien als vertebraten worden gegrepen, en met de voorpoten in de bek geduwd. Vijanden van de boomkikker zijn roofvogels als reigers, slangen, grote roofvissen maar ook andere - meestal grotere - kikkersoorten lusten graag een boomkikker als ze de kans krijgen.

In de paartijd zijn de luid kwakende mannetjes goed te horen, de keelzak is bijna even groot als de kikker en wordt zover opgeblazen dat deze doorzichtig wordt. De eitjes worden in kleine poeltjes gelegd en niet in trossen of strengen zoals de meeste Europese kikkers. Het legsel bestaat uit meerdere kleine klompjes met de grootte van een walnoot met per klompje hooguit enkele tientallen eitjes. Jongere boomkikkers blijven dicht bij de bodem, oudere dieren worden meestal hoger in struiken aangetroffen.

Vinpootsalamander[]

De vinpootsalamander (Lissotriton helveticus) is een waterminnende salamander uit de familie echte salamanders (Salamandridae). De verouderde wetenschappelijke naam is Triturus helveticus, en er zijn wel meer Nederlandse benamingen voor deze soort zoals zwemvoetsalamander en draadstaartsalamander.

De vinpootsalamander wordt ongeveer 9 centimeter lang, de mannetjes blijven kleiner, en de staart is iets korter dan het lichaam. Zowel mannetjes als vrouwtjes hebben zwemvliezen tussen de tenen en aan weerszijden van de rug een opstaande huidplooi. De mannetjes zijn in de paartijd eenvoudig te herkennen aan het zeer typische draad-achtige aanhangsel van de staart, zie foto. Mannetjes vormen geen rugkam in de paartijd zoals veel soorten watersalamanders, wel een staartvin. De buik en met name de onderzijde van de staart zijn oranje tot geel gekleurd. Vrouwtjes blijven vaak egaal bruin tot grijsbruin zonder een tekening, terwijl de mannetjes donkerbruin zijn en bijna zwarte vlekken hebben op rug en flanken.

Ondiepe poelen en sloten met veel vegetatie hebben de voorkeur voor de afzet van eieren, wat vaak in de vroege lente plaatsvindt. De paartijd duurt in laaggelegen gebieden van februari tot mei, in hoger gelegen gebieden tot augustus. Buiten de paartijd is de salamander meestal op het land te vinden waar gejaagd wordt op kleine insecten en de larven. Deze soort kan nageslacht produceren als hij met de kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) paart, dit wordt ook wel een hybride genoemd.

Zandhagedis[]

Zandhagedis

De zandhagedis (Lacerta agilis), ook wel duinhagedis is een hagedis uit de familie echte hagedissen (Lacertidae). De lengte inclusief staart is ongeveer 16 tot 20 centimeter, sommige exemplaren worden iets langer. De hagedis heeft een relatief kleine kop en stompe snuit. Het vrouwtje heeft donkerbruine flanken met een rij lichte, donker-omrandde vlekjes en een lichtbruine rug. Mannetjes hebben groene tot donkergroene flanken en buik. In de paartijd kleuren de flanken en buikzijde van de man groengeel tot helgroen en op de zijkanten van de rug zit vaak aan iedere kant een rij gele vlekjes die tot aan de staart doorloopt. Buiten de paartijd is het lastiger om mannetjes en vrouwtjes te onderscheiden. Mannetjes hebben een fijnere tekening en een grovere en bredere kop.

Aan het eind van de winter ontwaakt de zandhagedis uit zijn winterslaap en krijgt na twee vervellingen zijn baltskleuren, althans de mannetjes. Ze verdedigen hun territorium fel tegen mannelijke soortgenoten, en zijn juist vrij wellustig tegen een vrouwelijke soortgenoot. Als een vrouwtje nog niet, of niet meer paringsbereid is, zal ze het mannetje van zich af moeten bijten. Ook bij een paringsbereid vrouwtje heeft de paring wat weg van een gevecht, het mannetje bijt het vrouwtje in de flanken en draait zijn lichaam zó dat de cloaca's van de dieren in contact kunnen komen. Omdat een hagedis een dubbele penis heeft (hemipenis) kan via beide zijden contact worden gemaakt, de lange staart zit bij hagedissen en andere reptielen namelijk in de weg. De paring kan enige minuten duren en er kunnen meerdere pogingen worden ondernomen.

Afbeeldingen[]

Advertisement